Vernissen
VerbInfinitief
Ik ga het meubel vernissen.
Tegenwoordig deelwoord
Ik ben bezig met vernissend werk.
De vernissende laag zorgt voor een mooie glans.
Voltooid deelwoord
Het meubels is gevernist en ziet er prachtig uit.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik vernis het hout met zorg.
jij / je
Jij vernist de stoel te snel.
u
U vernist de deuren elke zomer.
hij
Hij vernist zijn schilderijen met een speciale verf.
zij / ze
Zij vernist de tafel heel mooi.
het
Het vernis vernist snel.
wij / we
Wij vernissen de kast op vrijdag.
jullie
Jullie vernissen het parket al weken.
Verleden tijd
ik
Ik verniste het oude speelgoed.
jij / je
Jij verniste de meubels niet goed.
u
U verniste de kas vroeger zelf.
hij
Hij verniste het bureau vorig jaar.
zij / ze
Zij verniste de kast altijd met liefde.
het
Het idee verniste niet.
wij / we
Wij vernisten de schuur in het verleden.
jullie
Jullie vernisten die oude meubels mooi.
zij / ze
Zij vernisten de tafels met aandacht.
Gebiedende wijs
Vernis het hout goed voor glans!
Vernist de meubels voor de gasten!
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij vernisser wordt.