Verzinnen
VerbInfinitief
Ik wil een verhaal verzinnen.
Tegenwoordig deelwoord
Het verzinnend verhaal is spannend.
De verzinnende leerlingen hebben creativiteit.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik verzin een plan.
jij / je
Jij verzint een grap.
u
U verzint een oplossing.
hij
Hij verzint een verhaal.
zij / ze
Zij verzinnen een idee.
het
Het verzint een nieuwe naam.
wij / we
Wij verzinnen een strategie.
jullie
Jullie verzinnen iets moois.
Verleden tijd
ik
Ik verzon een verhaal.
jij / je
Jij verzon een idee.
u
U verzon een oplossing.
hij
Hij verzon een grap.
zij / ze
Zij verzonnen een plan.
het
Het verzon een nieuwe naam.
wij / we
Wij verzonnen een verhaal.
jullie
Jullie verzonnen een oplossing.
Voltooid deelwoord
Ik heb een idee verzonnen.
Gebiedende wijs
Verzin een nieuwe naam!
Verzint een oplossing!
Aanvoegende wijs
Als ik dat verzinne, zou het leuk zijn.