Vonken
VerbInfinitief
Ik hou van het geluid van vonken.
Tegenwoordig deelwoord
De vlammen zijn vonkend en helder.
Ik zie een vonkende ster aan de hemel.
Voltooid deelwoord
De componenten zijn goed gevonkt voor de bevestiging.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik vonk met staal.
jij / je, u
Jij vonkt altijd als je aan het werk bent.
hij, zij / ze, het
Hij vonkt als hij met vuur speelt.
wij / we
Wij vonken van enthousiasme.
jullie
Jullie vonken met plezier.
Verleden tijd
ik
Ik vonkte tijdens het experiment.
jij / je, u
Jij vonkte van blijdschap.
hij, zij / ze, het
Zij vonkte met de haard branders.
wij / we
Wij vonkten samen met onze vrienden.
jullie
Jullie vonkten recht omhoog.
Gebiedende wijs
Vonk voorzichtig met het vuur!
Vonkt goed in de klassen!
Aanvoegende wijs
Moge hij vonke als een ster.