Zuiveren
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het betekent iets schoonmaken of verbeteren.
Infinitief
Je kunt het water zuiveren met een filter.
Tegenwoordig deelwoord
De zuiverende technologie is belangrijk voor de toekomst.
Het zuiverende effect van deze methode is indrukwekkend.
Tegenwoordig deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik zuiver het water voordat ik het drink.
jij / je, u
Jij zuivert deze vloeistof erg goed.
hij, zij / ze, het
Hij zuivert de lucht met zijn apparaat.
wij / we, jullie
Wij zuiveren gezamenlijk het water in onze buurt.
Verleden tijd
ik
Ik zuiverde het water gisteren.
jij / je, u
Jij zuiverde de vloer vorige week.
hij, zij / ze, het
Zij zuiverde de lucht in de klas.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij zuiverden het water samen.
Voltooid deelwoord
Het water is gezuiverd en is nu veilig om te drinken.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat we een zuivere oplossing vinden.
Gebiedende wijs
Zuiver het water voordat je het drinkt!
Zuivert deze kamer goed als je klaar bent!