Nederlands
AdjectiveAttributive Forms
💡Als je zegt 'de Nederlandse taal' of 'een Nederlandse student', gebruik je 'Nederlandse' vóór het zelfstandig naamwoord.
- With Definite Article
- de Nederlandse
- "De Nederlandse taal is mooi."
- With Indefinite Article
- een Nederlandse
- "Een Nederlandse boek is interessant."
- Without Article
- Nederlands
- "Nederlands is een moeilijke taal."
Predicative Form
💡Na 'zijn' of 'worden' gebruik je altijd 'Nederlands': De cursus is Nederlands.
Comparative
💡Als je meer wilt zeggen over een vergelijking, zeg je 'Nederlandser', bijvoorbeeld: 'Hij is Nederlandser dan zij.'
- Base Form
- Nederlandser
- "Hij is Nederlandser dan zijn vrienden."
- With "dan"
- Nederlandser
- "Zij is Nederlandser dan ik dacht."
Superlative
💡Om de hoogste mate aan te geven gebruik je 'Nederlandst', bijvoorbeeld: 'Dit is het Nederlandst boek dat ik heb gelezen.'
- Attributive
- de Nederlandste
- "De Nederlandste persoon in de groep is Jan."
- Predicative
- Nederlandst
- "Hij is de Nederlandst van allemaal."
Important Notes
- usage:Het woord 'Nederlands' wordt vaak gebruikt in de context van taal en nationaliteit. In formele context kan het ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
- spelling:Let op dat 'Nederlands' met een hoofdletter begint als het verwijst naar de taal.