Aanbieden
VerbInfinitief
Ik heb besloten om een boek aan te bieden.
Tegenwoordig deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
De verkoper is momenteel iets aan.dien in de winkel.
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
De aanbiedende partijen komen regelmatig samen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik bied hulp aan iedereen die dat nodig heeft.
jij / je, u
Jij biedt de leerlingen een kans om beter te worden.
hij, zij / ze, het
Hij biedt zijn excuses aan voor het ongemak.
wij / we
Wij bieden diverse producten in onze winkel aan.
jullie
Jullie bieden geen oplossing voor het probleem.
Verleden tijd
ik
Ik bood mijn vriend een kop koffie aan.
jij / je, u, hij, zij / ze, het
Zij bood de klanten korting aan.
wij / we
Wij boden hulp aan na de storm.
jullie
Jullie boden een geweldige aanpak aan.
Voltooid deelwoord
De producten zijn tijdelijk aangeboden met korting.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij aanbiede wat we nodig hebben.
Het is belangrijk dat hij biede aan in de vergadering.
Gebiedende wijs
Bied aan wat je kunt, en mensen zullen waarderen.
Biedt aan wat nodig is, zodat we verder kunnen.