Aardbei
deCommon Nouneen zoete, rode bessenachtige vrucht die vaak in de zomer wordt gegeten
(fruit of snack)
Ik heb een heerlijke aardbei geplukt in de tuin.
Zij maakt een aardbeientoetje voor het feest.
- Complex
De vrucht die ik heb gegeten was een heerlijke aardbei, die uit de biologische tuin kwam.
- Compound
De vrucht is zoet, en hij is perfect voor een salade.
- Simple
De vrucht groeit aan de plant.
- Present Tense
Ik eet elke dag minstens één vrucht.
- Future Tense
In de zomer zal ik veel vruchten kopen op de markt.
- Past Tense
Vorige zomer plukte ik veel vruchten uit de tuin.
- Declarative
Deze vrucht is vlezig en zoet.
- Interrogative
Is deze vrucht goed voor mijn gezondheid?
- Imperative
Proef deze vrucht, hij is echt lekker!
- Context & Scenario
Ik snijd de vrucht in plakjes voor mijn ontbijt.
plant van de aardbeienstruik
(een plant die aardbeien produceert)
De aardbei is een populaire plant in de moestuin.
In het voorjaar beginnen de aardbeien te bloeien.
- Compound
De plant is gezond, en de aardbeien zijn zoet.
- Simple
Deze plant geeft heerlijke aardbeien.
- Complex
De plant, die veel zonlicht nodig heeft, groeit goed in de tuin.
- Present Tense
De aardbeienplant produceert vruchten in de zomer.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik meer aardbeienplanten planten.
- Past Tense
Ik plantte de aardbeienplant vorig jaar in mijn tuin.
- Imperative
Plant de aardbeienplant in goed doorlatende grond.
- Declarative
Deze plant produceert elk jaar veel aardbeien.
- Interrogative
Kun je de plant water geven?
- Context & Scenario
Ik geef altijd veel aandacht aan mijn aardbeienplant in de tuin.
aardbeitje, een kleine variant van de aardbei
(een kleine soort of versnapering)
De kinderen eten graag aardbeitjes als tussendoortje.
Ze plukten kleine aardbeitjes uit de tuin.
- Simple
Het aardbeitje dat ik gisteren at was heerlijk.
- Compound
Ik koop aardbeitjes, maar ik wil ook frambozen.
- Complex
De aardbeitjes, die in de zomer rijpen, zijn zoet.
- Present Tense
We genieten van aardbeitjes in de zomer.
- Past Tense
Vorige week at ik een aantal aardbeitjes.
- Future Tense
Ik zal morgen verse aardbeitjes kopen.
- Declarative
Deze aardbeitjes zijn heel sappig.
- Interrogative
Heb je deze aardbeitjes al geproefd?
- Imperative
Proef deze heerlijke aardbeitjes!
- Context & Scenario
Aardbeitjes zijn een populaire snack voor kinderen.
- Context & Scenario
We delen aardbeitjes uit op het schoolfeest.
- Context & Scenario
Tijdens de kookles maakten we een aardbeitjessmoothie.
- Idiomatic
Die aardbeitjes zijn zo zoet dat je ze met de hand kunt oogsten!
- Synonym
De frambozen zijn vergelijkbaar met de aardbeitjes.
- Related Word
Een dessert met aardbeitjes is altijd een favoriet.