Bergen
VerbInfinitief
Ik wil de spullen bergen voordat het gaat regenen.
Tegenwoordig deelwoord
De bergende hulpdiensten werken hard om iedereen in veiligheid te brengen.
De bergende teams zijn snel ter plaatse.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik berg de koffer op de zolder.
jij / je
Jij bergt altijd de boeken netjes terug.
u
U bergt de documenten in de kast.
hij
Hij bergt zijn speelgoed na het spelen.
zij / ze
Zij bergt de krant elke ochtend op een tafel.
het
Het schip bergt de lading voorzichtig.
wij / we
Wij bergen ons in de schuilplaats tijdens de storm.
jullie
Jullie bergen snel de spullen voor vertrek.
Verleden tijd
ik
Ik borg de koffer in de kast toen ik thuiskwam.
jij / je
Jij borg vorig jaar je spullen in de garage.
u
U borg de waardevolle spullen veilig weg.
hij
Hij borg de documenten goed op.
zij / ze
Zij borg alles voor de verhuizing.
het
Het schip borg de lading in de haven.
wij / we
Wij borgen alle informatie in het archief.
jullie
Jullie borgen de spullen veilig in de kast.
Voltooid deelwoord
De verloren schat is geborgen uit de zee.
Gebiedende wijs
Berg de spullen op na het feestje!
Bergt de stoelen aan de kant voor de dansvloer!
Aanvoegende wijs
Laat ons hopen dat hij goed berge.