Besteden
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Betekent gewoonlijk het uitgeven of gebruiken van tijd en middelen.
Infinitief
Ik wil tijd besteden aan mijn hobby.
Tegenwoordig deelwoord
De bestedende deelnemer was actief tijdens het project.
De bestedende tijd moet goed worden gepland.
Tegenwoordig deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik besteed elke week tijd aan mijn studie.
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Hij besteedt veel tijd aan zijn gezin.
Verleden tijd
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik besteedde gisteren veel tijd aan het lezen van een boek.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij besteedden een week aan hun vakantie.
Voltooid deelwoord
Ik heb veel tijd besteed aan mijn project.
Gebiedende wijs
jij / je, u
Besteed je tijd goed!
jullie
Besteedt jullie aandacht aan de les!
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij tijd bestede aan zijn studie.