Bezigen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'bezigen' betekent meestal 'gebruik maken van' of 'iemand iets laten gebruiken'.
Infinitief
Ik leer hoe ik verschillende technieken kan bezigen.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is druk bezigend met haar studie.
Hij ziet de bezigende kinderen in het park.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik ben momenteel bezig met een project.
jij / je
Jij bezigt deze methoden heel goed.
u
U bezigt dit materiaal op een interessante manier.
hij
Hij bezigt deze techniek in zijn werk.
zij / ze
Zij bezigt het laatste onderzoek voor haar paper.
het
Het project bezigt veel tijd en moeite.
wij / we
Wij bezigen deze strategie samen.
jullie
Jullie bezigen een vernieuwende aanpak.
Verleden tijd
ik
Ik bezigde vroeger deze techniek.
jij / je
Jij bezigde dat onderwerp graag in je essays.
u
U bezigde deze aanpak jarenlang.
hij
Hij bezigde vaak moeilijke woorden.
zij / ze
Zij bezigde deze methode tijdens haar studie.
het
Het project bezigde meer tijd dan gepland.
wij / we
Wij bezigden ons met dat probleem vorig jaar.
jullie
Jullie bezigden je met het project toen je ziek werd.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij bezige ideeën heeft.
Gebiedende wijs
Wees bezig met je studie!
Bezigt deze technieken goed!
Voltooid deelwoord
Ik heb deze strategie al gebezigd in het verleden.