Bezig

Adjective
1
Simple
Past Tense
Interrogative
Compound
Future Tense
Imperative
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Jonge vrouw geconcentreerd aan een prachtig ingericht bureau, bezig met haar huiswerk.
Jonge vrouw studerend aan elegante houten bureau
Jonge vrouw geconcentreerd aan een prachtig ingericht bureau, bezig met haar huiswerk.
2
Compound
Future Tense
Imperative
Synonym
Related Word
Simple
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Idiomatic
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Jongeman omringd door boeken en papieren, druk aan het werk aan zijn computer in een lichte, serene kamer.
Drukte aan het werk: jongeman in hectische omgeving
Jongeman omringd door boeken en papieren, druk aan het werk aan zijn computer in een lichte, serene kamer.
3
Complex
Future Tense
Interrogative
Compound
Present Tense
Declarative
Simple
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Context & Scenario
Related Word
Een hyper-realistisch beeld van een persoon die verstrikt is in een complexe en surrealistische omgeving, met labyrinthachtige architectuur en intrikate details.
Verstrikt in een Surrealistische Labyrint
Een hyper-realistisch beeld van een persoon die verstrikt is in een complexe en surrealistische omgeving, met labyrinthachtige architectuur en intrikate details.