Blijven
VerbAuxiliary Verb
zijn
werkwoord
De werkwoord 'blijven' heeft de betekenis van continuïteit of het voortduren van een staat.
Verleden tijd
ik
Ik bleef thuis tijdens de storm.
jij / je, u
Jij bleef tot het einde van de film.
hij, zij / ze, het
Zij bleef gisteren lange tijd in de bibliotheek.
wij / we, jullie
Wij bleven de hele nacht praten.
jullie
Jullie bleven ziektes onder controle houden.
zij / ze
Ze bleven na het feest nog even hangen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik blijf liever binnen vandaag.
jij / je
Jij blijft altijd positief.
u
U blijft hier zolang als nodig is.
hij, zij / ze, het
Hij blijft altijd kalm onder druk.
wij / we, jullie
Wij blijven morgen thuis werken.
zij / ze
Zij blijven in de stad tot het weekend.
Gebiedende wijs
jij / je
Blijf hier en wacht op mij.
u
Blijft u alstublieft rustig zitten.
Aanvoegende wijs
Mogen zij blijve in goede gezondheid.
Infinitief
Ik wil graag blijven leren.
Tegenwoordig deelwoord
Hij heeft een blijvend effect op zijn studenten.
De blijvende veranderingen in het klimaat zijn zorgwekkend.
Voltooid deelwoord
Wij zijn de hele vakantie gebleven waar we waren.
Examples
Als jij zegt dat je blijft, dan blijf ik ook.
tegenwoordige tijd, indicatief
Ze zeiden dat ze niet bleven voor het diner.
verleden tijd, indicatief
Blijf hier en wees rustig.
gebiedende wijs, imperatief