Boeken
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig
gebruikt voor het reserveren van diensten of goederen, zoals reizen of hotels
Infinitief
Ik wil een reis boeken.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik boek een hotel voor het weekend.
jij / je, u
Jij boekt altijd je vliegtickets online.
hij, zij / ze, het
Zij boekt een reis naar Spanje.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij boeken een vlucht voor de zomer.
Verleden tijd
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het
Ik boekte het hotel gisteren.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij boekten de tickets vorige week.
Tegenwoordig deelwoord
De boekende klant was tevreden.
Voltooid deelwoord
Hij heeft de reis al geboekt.
Gebiedende wijs
,
Boek snel die tafel!
,
Boekt u deze reis snel!
Aanvoegende wijs
Dat ik hem boeke die reis, moest het noodzakelijk zijn.