Borgen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Te gebruiken in contexten van het lenen of veiligstellen van spullen.
Infinitief
Je kunt spullen bij de bibliotheek borgen.
Tegenwoordig deelwoord
Hij loopt borgend door de straten met zijn geleende fiets.
Zij is borgende met haar nieuwe boek.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik borg mijn spullen gezekerd in de kast.
jij / je
Jij borgt je boek in de studiekamer.
u
U borgt het geld in de bank.
hij
Hij borgt zijn computer in de kluis.
zij / ze
Zij borgt haar huis voor haar vriend.
het
Het borgt de waardevolle spullen tegen schade.
wij / we
Wij borgen onze eigendommen als we op vakantie gaan.
jullie
Jullie borgt de gegevens in het systeem.
Verleden tijd
ik
Ik borgde mijn fiets in de schuur.
jij / je
Jij borgde je tas voor een vriend.
u
U borgde een mooie schilderij voor uw bezoek.
hij
Hij borgde zijn documenten veilig in een kast.
zij / ze
Zij borgde de sleutels op een veilige plek.
het
Het borgde de contracten stipt op tijd.
wij / we
Wij borgden onze boeken toen we verhuisden.
jullie
Jullie borgden de extra spullen tijdens de verhuizing.
Aanvoegende wijs
Laten we hopen dat men borge voor de gemeenschap.
Gebiedende wijs
jij / je
Borg je spullen goed voordat je vertrekt!
u
Borgt alstublieft uw kosten vooraf.
Voltooid deelwoord
De documenten zijn geborgd in het archief.
Examples
Hij heeft het document goed geborgd.
voltooid deelwoord, indicatief