Daar

Conjunction
1
Compound
Compound
Complex
Interrogative
Imperative
Compound
Complex
Simple
Compound
Compound
Complex
Complex
Interrogative
Compound
Complex
Complex
Complex
Complex
Compound
Complex
Complex
Een gezellige huiskamer met een persoon die een boek leest terwijl het regent buiten.
Cozy Home Interior on a Rainy Day
Een gezellige huiskamer met een persoon die een boek leest terwijl het regent buiten.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een levendig klaslokaal waarin een leraar levendig lesgeeft aan een diverse groep studenten die zowel verward als nieuwsgierig kijken.
Levendige Klaslokaal Scène: Lesgeven en Leren
Een levendig klaslokaal waarin een leraar levendig lesgeeft aan een diverse groep studenten die zowel verward als nieuwsgierig kijken.
3
Complex
Simple
Future Tense
Declarative
Complex
Simple
Interrogative
Simple
Simple
Interrogative
Compound
Compound
Complex
Imperative
Compound
Complex
Imperative
Complex
Simple
Complex
Imperative
Compound
Simple
Complex
Interrogative
Compound
Simple
Simple
Complex
Compound
Simple
Complex
Een jonge vrouw viert haar diploma met een brede glimlach, omringd door een vrolijke achtergrond van felle kleuren en een lege schoolgebouwen op de achtergrond.
Vieren van succes met een diploma
Een jonge vrouw viert haar diploma met een brede glimlach, omringd door een vrolijke achtergrond van felle kleuren en een lege schoolgebouwen op de achtergrond.