Deur
deCommon Nounbewegend of scharnierend voorwerp dat een opening afsluit of opent
(een deur opent naar een kamer)
Ze opende de deur om naar buiten te gaan.
Hij sloeg de deur dicht achter zich.
- Simple
De opening van de deur maakt het mogelijk om de kamer binnen te gaan.
- Present Tense
De deur opent automatisch als je er dichtbij komt.
- Interrogative
Is de opening naar de achtertuin gesloten?
- Compound
De opening is nieuw, maar de deur is oud afgemaakt.
- Past Tense
Zij opende de deur met haar schouder omdat haar handen vol waren.
- Declarative
De opening van de deur is breed genoeg voor de fiets.
- Context & Scenario
Na een lange dag in de keuken, opende ik de deur naar de woonkamer.
- Complex
Toen de opening van de deur wijd genoeg was, kon hij binnen lopen.
- Future Tense
Ik zal de deur openen als je komt.
- Imperative
Open de deur als je binnen wilt komen!
toegang of toegang tot een plaats
(de achterdeur van het huis)
De achterdeur leidt naar de tuin.
Ze liet de deur open voor haar vrienden.
- Complex
De achterdeur, die toegang biedt tot de keuken, is altijd vergrendeld.
- Future Tense
Morgen zal ik toegang tot het huis hebben voor de schilder.
- Imperative
Geef toegang tot het huis aan de gasten!
- Context & Scenario
Bij het feest lieten we onze vrienden via de achterdeur toegang tot het huis.
- Idiomatic
Zijn uitnodiging gaf ons toegang tot het feestje van de maand.
- Simple
De toegang tot het huis is beveiligd.
- Past Tense
Gisteren had ik toegang tot het huis voor de reparaties.
- Interrogative
Heb je toegang tot het huis gekregen?
- Context & Scenario
Na het sporten gingen we via de achterdeur het huis binnen.
- Synonym
De ingang, of toegang, tot ons huis is vernieuwd.
- Compound
De toegang tot het huis is gesloten, maar de voordeur is open.
- Present Tense
Ik heb toegang tot het huis via de achterdeur.
- Declarative
Er is toegang tot het huis van het park af.
- Context & Scenario
Tijdens de schoolprojecten hebben we toegang tot het huis nodig voor onze presentatie.
- Related Word
De toegangspoort naar het huis is prachtig versierd.
de kleinere variant of een iets minder belangrijke deur
(een deurtje in het huis)
Hij opende het deurtje van de poppenkast.
In de schuur zat een deurtje dat naar een opslagruimte leidde.
- Compound
Het deurtje is klein, maar het is ook heel handig.
- Present Tense
Ik zie een klein deurtje in de muur.
- Interrogative
Is dat deurtje altijd zo klein geweest?
- Context & Scenario
Onze klas mist een klein deurtje naar de opslag.
- Idiomatic
Dat deurtje is als de spreekwoordelijke splinter in de oog.
- Complex
Het deurtje, dat naar de zolder leidt, is klein en verborgen achter een groot schilderij.
- Future Tense
Morgen zal ik het klein deurtje schilderen.
- Imperative
Bekijk dat kleine deurtje in de hoek!
- Context & Scenario
Tijdens het feestje lieten we het klein deurtje open zodat de kinderen buiten konden spelen.
- Related Word
Het deurtje vormt een belangrijke verbinding naar de keuken.
- Simple
Dat deurtje lijkt heel schattig.
- Past Tense
Gisteren vond ik een klein deurtje in de oude kast.
- Declarative
Het deurtje is klein, maar het kan veel spullen bevatten.
- Context & Scenario
Ik heb een klein deurtje voor mijn speelgoed gemaakt.
- Synonym
Deze deur is een kleinere versie van de originele.