Dicteren

Verb
1
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Simple
Complex
Compound
Past Tense
Present Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Related Word
Een vrolijke leraar staat voor de klas en dicteert tekst aan aandachtige leerlingen in een winterse klasomgeving.
Vrolijke leraar in winterse klas
Een vrolijke leraar staat voor de klas en dicteert tekst aan aandachtige leerlingen in een winterse klasomgeving.
2
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Simple
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Complex
Compound
Simple
Past Tense
Present Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Barokke scène van een schrijver die een letter dicteert aan een secretary in een luxueuze kamer
Barokke schrijver die een brief dicteert aan zijn secretary
Barokke scène van een schrijver die een letter dicteert aan een secretary in een luxueuze kamer