Dik

Adjective
1
Complex
Past Tense
Imperative
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Compound
Present Tense
Interrogative
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Simple
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Een man in een dikke trui staat op een met sneeuw bedekte straat te midden van een winterse scene.
Winterse gezelligheid met een dikke trui
Een man in een dikke trui staat op een met sneeuw bedekte straat te midden van een winterse scene.
2
Complex
Past Tense
Imperative
Complex
Future Tense
Imperative
Compound
Future Tense
Interrogative
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Simple
Compound
Past Tense
Interrogative
Een barokke bureau met een stapel boeken en een kaasplank, verlicht door zonlicht.
Overvloedige Barokke Tafel met Boeken en Kaasplank
Een barokke bureau met een stapel boeken en een kaasplank, verlicht door zonlicht.
3
Compound
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Related Word
Idiomatic
Simple
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Complex
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Abstract expressionistische afbeelding van een levendige bijeenkomst in een park, met mensen die enthousiast met elkaar omgaan en overladen zijn met vriendelijkheid.
Vibrante Abstracte Beeld van Vriendschap in het Park
Abstract expressionistische afbeelding van een levendige bijeenkomst in een park, met mensen die enthousiast met elkaar omgaan en overladen zijn met vriendelijkheid.