Domen
VerbAanvoegende wijs
Ik hoop dat hij dome.
Infinitief
Om te domen is moeilijk zonder ervaring.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is nu domend aan het werk aan een nieuw project.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik domen deze winter weinig.
jij / je
Jij doom nu dat ik een goede score haal.
hij, zij / ze, het
Hij doomt de plant in de zon.
wij / we
Wij domen liever op een veilige plek.
jullie
Jullie doomt altijd bij de studie.
Verleden tijd
ik
Ik doomde vorig jaar vaak met vrienden.
jij / je
Jij doomde goed in de test van gisteren.
hij, zij / ze, het
Hij doomde veel in de klas.
wij / we
Wij doomden de hele week.
jullie
Jullie doomden het bijna verlaten dorp.
Voltooid deelwoord
Die situatie is altijd gedoomd geweest.
Gebiedende wijs
Doom je werk goed af!
Doomt, alsjeblieft, voorzichtig!