Drijven
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord drijven kan verschillende betekenissen hebben, van fysiek drijven tot emotioneel gevoel.
Infinitief
Ik leer zwemmen door te drijven in het water.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik drijf met mijn vrienden op het meer.
jij / je, u
Jij drijft de bal over het water.
hij, zij / ze, het
Hij drijft op de rivier.
wij / we, jullie
Wij drijven met onze vriendschap.
Verleden tijd
ik
Gisteren dreef ik op de zee.
jij / je, u
Jij dreef in de zon op het strand.
hij, zij / ze, het
Zij dreef met haar gedachten weg.
wij / we, jullie
Wij dreven samen op de rivier.
Voltooid deelwoord
Hij heeft altijd gedreven voor zijn doelen.
Tegenwoordig deelwoord
De drijvende boot is onze eerste vakantie.
zij / ze
De drijvende bloemen waren prachtig.
Gebiedende wijs
Drijf niet te ver van de kust!
Drijft niet te dicht bij elkaar!
Aanvoegende wijs
Als ik drijve, dan zou ik het meer willen verkennen.