Dromen
deVerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Dromen kan letterlijk of figuurlijk zijn, zoals het hebben van dromen in het leven.
Infinitief
Ik wil dromen over de toekomst.
Tegenwoordig deelwoord
Dromend van lange dagen op het strand, sliep ze in.
De dromende jongen keek naar de sterren.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik droom vaak over avonturen.
jij / je
Jij droomt over een betere wereld.
u
U droomt vast van mooie herinneringen.
hij
Hij droomt 's nachts altijd levendig.
zij / ze
Zij droomt vaak over haar toekomstplannen.
het
Het droomt niet, het is een robot.
wij / we
Wij dromen samen over een roadtrip.
jullie
Jullie dromen over reizen naar verre landen.
Verleden tijd
ik
Ik droomde gisterennacht een vreemde droom.
jij / je
Jij droomde van een spannende film.
u
U droomde vast van een geweldige vakantie.
hij
Hij droomde over een toekomst vol kansen.
zij / ze
Zij droomde altijd over haar grote liefde.
het
Het droomde als een kind.
wij / we
Wij droomden samen van avontuur.
jullie
Jullie droomden over het winnen van de loterij.
zij / ze
Zij droomden over een veilige wereld.
Voltooid deelwoord
Ik heb altijd gedroomd van een beter leven.
Aanvoegende wijs
Moge hij gelukkig drome.
Gebiedende wijs
Droom een mooie droom vanavond!
Droomt en laat de zorgen los!