Duren
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
The verb 'duren' expresses the duration of an action or event.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij lange tijd dure.
Infinitief
Ik wil leren hoe lang dit zal duren.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik duur nu al een uur.
jij / je, u
Jij / Je duurt veel langer dan gedacht.
hij, zij / ze, het
Hij duurt al meer dan een week.
wij / we
Wij duuren altijd als we samen zijn.
jullie
Jullie duuren niet vaak zo lang.
Tegenwoordig deelwoord
Ze is durend aan het oefenen.
Het durende probleem moet worden opgelost.
Gebiedende wijs
Duur alsjeblieft niet zo lang!
jij / je, u
Duurt niet langer dan nodig!
Verleden tijd
ik
Ik duurde gisteren de hele dag.
jij / je, u
Jij / Je duurde minder dan ik dacht.
hij, zij / ze, het
Hij duurde vele jaren.
wij / we
Wij duurden samen voor een lange tijd.
jullie
Jullie duurden ongeduldig.
zij / ze
Zij duurden langer dan nodig was.
Voltooid deelwoord
Het heeft veel tijd geduurd.