Eenvoudig

Adjective
1
Simple
Past Tense
Interrogative
Complex
Present Tense
Declarative
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Een blije, oudere vrouw leert kinderen hoe ze samen een eenvoudige cake kunnen bakken in een nostalgische keuken.
Nostalgische keuken met een oudere vrouw en kinderen die samen een cake bakken
Een blije, oudere vrouw leert kinderen hoe ze samen een eenvoudige cake kunnen bakken in een nostalgische keuken.
2
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Een gezellige kamer met minimalistisch en charmant ontwerp, inclusief een stijlvolle houten stoel en warme verlichting.
Minimalistische en gezellige kamerontwerp voor taalonderwijs
Een gezellige kamer met minimalistisch en charmant ontwerp, inclusief een stijlvolle houten stoel en warme verlichting.
3
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Simple
Future Tense
Interrogative
Synonym
Idiomatic
Compound
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Pittoresk landschap met een enkele huis in een uitgestrekt veld, onder dramatische wolken
Serene Landschap Met Huis - Basis van Eenvoudigheid
Pittoresk landschap met een enkele huis in een uitgestrekt veld, onder dramatische wolken
4
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Synonym
Complex
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Simple
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Idiomatic
Een vrouw met een onopgesmukte houding, zittend op een houten bank in een zonovergoten park, omringd door groen en spelende kinderen.
Ontspannen vrouw in zonovergoten park
Een vrouw met een onopgesmukte houding, zittend op een houten bank in een zonovergoten park, omringd door groen en spelende kinderen.