Eigenen
VerbInfinitief
De leraar besloot het project te eigenen.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is met een eigenend project bezig.
Hij spreekt met iemand die eigenende plannen heeft.
Tegenwoordig deelwoord
De eigenend vorm van het idee werd goed ontvangen.
De eigenende gedachten vormden de basis van de discussie.
Gebiedende wijs
jij / je, u
Eigen je de ideeën in het gesprek.
jullie
Eigent jullie deze ruimte voor de bijeenkomst.
Verleden tijd
ik
Ik eigende een nieuw idee aan tijdens de vergadering.
jij / je, u
Jij eigende het project succesvol toe.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij eigene inzichten zal hebben.
Voltooid deelwoord
De ideeën zijn goed geëigend voor het project.