Gezin

deCommon Noun
1
Compound
Past Tense
Interrogative
Synonym
Complex
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Simple
Present Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Idiomatic
Een diverse familie van vier bouwt samen een sneeuwpop in de sneeuw
Lente Winterse Familie Activiteiten
Een diverse familie van vier bouwt samen een sneeuwpop in de sneeuw
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Synonym
Idiomatic
Een gezin in een gezellige woonkamer met een hond en kat, waarbij ouders samen met hun kinderen spelen.
Gezellig Gezinsleven met Huisdieren in een Woonkamer
Een gezin in een gezellige woonkamer met een hond en kat, waarbij ouders samen met hun kinderen spelen.
3
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Related Word
Synonym
Simple
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Synonym
Compound
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Idiomatic
Een moeder en haar dochter bezig met huiswerk in een gezellige woonkamer met speelgoed en familiefoto's.
Thuisleven van een eenoudergezin met moeder en dochter
Een moeder en haar dochter bezig met huiswerk in een gezellige woonkamer met speelgoed en familiefoto's.
4
Compound
Future Tense
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Complex
Present Tense
Declarative
Interrogative
Context & Scenario
Declarative
Imperative
Simple
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Interrogative
Een pasgetrouwd stel in een sfeervolle kamer, hand in hand staand, met een symbolische ambiance van gezinsvorming.
Pasgetrouwd stel in sfeervolle kamer
Een pasgetrouwd stel in een sfeervolle kamer, hand in hand staand, met een symbolische ambiance van gezinsvorming.