Helpen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Helpen wordt vaak gebruikt in situaties waar ondersteuning of assistentie vereist is.
Infinitief
Ik wil je helpen met je huiswerk.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik help vaak in de tuin.
jij / je
Jij helpt altijd anderen.
u
U helpt ons met dit project.
hij
Hij helpt zijn vrienden met hun problemen.
zij / ze
Zij helpt de kinderen met hun huiswerk.
het
Het helpt om goed te plannen.
wij / we
Wij helpen elkaar altijd.
jullie
Jullie helpen ons goed.
Verleden tijd
ik
Ik hielp mijn zus met haar examen.
jij / je
Jij hielp de oude man over straat.
u
U hielp ons met de organisatie.
hij
Hij hielp zijn vrienden tijdens de wedstrijd.
zij / ze
Zij hielp de kinderen in de klas.
wij / we
Wij hielpen elkaar bij het project.
jullie
Jullie hielpen de vluchtelingen.
het
Het hielp ons om beter te begrijpen.
Voltooid deelwoord
Hij heeft zijn vrienden geholpen.
Tegenwoordig deelwoord
Helpend bij het werk is heel belangrijk.
Helpende handen zijn altijd welkom.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij helpe in deze situatie.
Gebiedende wijs
jij / je
Help me alsjeblieft met dit probleem.
u
Helpt u ons met de lunch?