Hoeven
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Hoeven
Infinitief
Je hoeft niet meer te werken als je klaar bent.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik hoef niet te komen als het regent.
jij / je, u
Jij hoeft je geen zorgen te maken.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij hoeven niet meer te studeren voor deze toets.
Verleden tijd
ik
Ik hoefde niet naar het feest te gaan.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij hoefden niet op tijd te komen.
Voltooid deelwoord
Ik heb niet gehoefd om te helpen.
Het is niet gehoeven dat je alles zelf doet.
Tegenwoordig deelwoord
Het hoevend leven kan soms moeilijk zijn.
De hoevende situatie vraagt om verandering.
Aanvoegende wijs
Moge hij ook zo hoeve.
Gebiedende wijs
jij / je
Hoef niet zo hard te praten.
jij / je, u
Hoeft u niets meer te doen?