Hollen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De actie van hollen impliceert snelheid en beweging.
Infinitief
Ik wil hollen in het park.
Tegenwoordig deelwoord
Ze loopt hollend naar de bus.
De hollende kinderen zijn blij.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik hol graag in de ochtend.
jij / je
Jij hollen snel als je haast hebt.
u
U holt erg snel!
hij
Hij holt naar school.
zij / ze
Zij hollen elke dag in het park.
het
Het holt niet zo snel als de anderen.
wij / we
Wij hollen samen door het bos.
jullie
Jullie hollen achter de bal aan.
Verleden tijd
ik
Ik holde naar de finishlijn.
jij / je
Jij holden voor je leven!
u
U holden vroeger veel.
hij
Hij holde rond de stad.
zij / ze
Zij holden ook met ons.
wij / we
Wij holden samen in de regen.
jullie
Jullie holden gisteren naar het feest.
Voltooid deelwoord
Ik heb veel gehold deze week.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je holle in de wedstrijd.
Gebiedende wijs
Hol snel naar de finish!
Holt niet zo snel!