Houden
VerbAuxiliary Verb
geen
werkwoord
Het werkwoord 'houden' heeft ook de betekenis van 'vast houden' en 'liefde of genot hebben voor iets'.
Infinitief
Om te kunnen begrijpen, moet je goed luisteren en houden van wat je leest.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik hou van kinderen.
jij / je
Jij houdt van sporten.
u
U houdt van koken.
hij
Hij houdt van muziek.
zij / ze
Zij houdt van reizen.
het
Het houdt van warme dagen.
wij / we
Wij houden van dit restaurant.
jullie
Jullie houden van de zee.
Verleden tijd
ik
Ik hield van de natuur.
jij / je
Jij hield van deze film.
u
U hield van deze dans.
hij
Hij hield een toespraak.
zij / ze
Zij hield haar belofte.
het
Het hield me wakker.
wij / we
Wij hielden een feestje.
jullie
Jullie hielden het geheim.
Voltooid deelwoord
De vergadering is gehouden in de grote zaal.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is een houdend gesprekspartner.
De houdende verteller boeide het publiek.
Gebiedende wijs
Hou je aan de regels.
Houd je niet stil!
Houdt de deur open, alsjeblieft.
Aanvoegende wijs
Ik zou willen dat hij houde van mij.