Innen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'innen' verwijst naar het ontvangen of verzamelen van geld of betalingen.
Infinitief
Ik wil het geld innen van de klant.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik in het kantoor op maandag.
jij / je
Jij int het geld goed.
u
U int de betalingen vandaag.
hij, zij / ze, het
Hij int de factuur elke week.
wij / we
Wij innen alle openstaande rekeningen.
jullie
Jullie innen de bedragen van de klanten.
zij / ze
Zij innen het geld voor het project.
Verleden tijd
ik
Ik inde het bedrag vorig jaar.
jij / je
Jij inde de betalingen niet op tijd.
u
U inde de bedragen te laat.
hij, zij / ze, het
Hij inde de factuur vorige week.
wij / we
Wij inde de betalingen op tijd.
jullie
Jullie inde de bedragen zonder problemen.
zij / ze
Zij inde het geld voor het project.
Voltooid deelwoord
Het bedrag is inmiddels geïnd.
Tegenwoordig deelwoord
De man is innend bij het kantoor.
De vrouw is innende briefjes aan het inleveren.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je kunt inne.
Gebiedende wijs
In de betalingen snel, alsjeblieft!
Int het nog deze week!
Examples
Zij zijn het geld aan het innen.
tegenwoordige tijd, indicatief
Hij heeft de factuur geïnd.
voltooid deelwoord, indicatief
Kun je de betalingen eens snel innen?
gebiedende wijs, imperatief