Klagen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Vaak gebruikt om onvrede of klachten uit te drukken.
Infinitief
Ik ga klagen over de service.
Tegenwoordig deelwoord
ik, jij / je, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie, u
Zij is klagend naar de manager gegaan.
ik, jij / je, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie, u
De klagende klanten vragen om een oplossing.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik klaag altijd over het weer.
jij / je, u
Jij klaagt vaak over de files.
wij / we, zij / ze, jullie
Zij klagen over hoge prijzen.
Verleden tijd
ik
Ik klaagde gisteren over het huiswerk.
jij / je, u
Jij klaagde eerder ook al over dit probleem.
hij, zij / ze, het
Hij klaagde over zijn gezondheid.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij klaagden samen over de drukte.
Voltooid deelwoord
Er is geklaagd over de hoge prijzen.
Aanvoegende wijs
Als hij zou klagen, zou het beter zijn.
Gebiedende wijs
Klaag niet als je het niet nodig hebt.