Klinken
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
klinken heeft vaak betrekking op geluid en muziek.
Infinitief
Ik wil graag leren hoe we samen kunnen klinken.
Tegenwoordig deelwoord
Het klinkend geluid van de muziek is heerlijk.
De klinkende melodie brengt herinneringen terug.
Tegenwoordig deelwoord
De klinkende vaat in de afwasmachine zorgt voor geluid.
Gebiedende wijs
Klink alsjeblieft zo luid mogelijk tijdens het optreden!
Aanvoegende wijs
Moge deze woorden klinke als muziek in je oren.
Tegenwoordig deelwoord
Het klinkend water uit de bron is verfrissend.
Verleden tijd
ik
Ik klonk heel blij in dat nummer.
wij / we
Wij klonken samen als een prachtig koor.
Voltooid deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik heb prachtig geklonken tijdens de auditie.