Kopen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
gebruikelijk in de context van aankopen en transacties.
Infinitief
Ik wil een boek kopen.
Tegenwoordig deelwoord
Hij was kopend in de winkel.
De kopende klanten waren erg enthousiast.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik koop een nieuwe fiets.
jij / je, u
Jij koopt een mooi cadeau.
hij, zij / ze, het
Zij koopt elke week groente.
wij / we, jullie
Wij kopen altijd biologische producten.
Verleden tijd
ik
Ik kocht gisteren een boek.
jij / je, u, hij, zij / ze, het
Hij kocht een nieuw huis vorig jaar.
wij / we, jullie
Jullie kochten veel souvenirs tijdens de vakantie.
Voltooid deelwoord
Ze heeft een cadeau gekocht voor haar vriendin.
Gebiedende wijs
Koop wat lekkers voor de feestavond.
Koopt u deze boeken in de winkel?
Aanvoegende wijs
Het is belangrijk dat je een auto kope.