Lui

Adjective
1
Compound
Simple
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Complex
Simple
Past Tense
Future Tense
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Compound
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Een persoon ligt lui op een bank, omringd door bizarre creaturen in de stijl van Hieronymus Bosch.
Luiheid en Fantasie: Een Surrealistische Weergave van Inactiviteit
Een persoon ligt lui op een bank, omringd door bizarre creaturen in de stijl van Hieronymus Bosch.
2
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Complex
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Synonym
Compound
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Een klaslokaal met meerdere slaperige studenten die over hun bureau leunen, met een gevoel van luiheid en desinteresse.
Luiheid in het klaslokaal: een schilderij in de stijl van Van Gogh
Een klaslokaal met meerdere slaperige studenten die over hun bureau leunen, met een gevoel van luiheid en desinteresse.
3
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Simple
Future Tense
Imperative
Synonym
Compound
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Een vintage motorfiets geparkeerd op een oude straat, omgeven door wilde bloemen en gras.
Vintage motorfiets op een cobblestone straat
Een vintage motorfiets geparkeerd op een oude straat, omgeven door wilde bloemen en gras.