Luisteren
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'luisteren' betekent aandachtig horen.
Infinitief
Ik hou ervan om naar muziek te luisteren.
Tegenwoordig deelwoord
De luisterende studenten zijn geconcentreerd.
De luisterende kinderen waren onder de indruk van het verhaal.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik luister graag naar de radio.
jij / je, u
Jij luistert naar het nieuws.
wij / we, jullie
Wij luisteren naar een podcast.
hij, zij / ze, het
Zij luistert naar haar favoriete muziek.
Verleden tijd
ik, hij, zij / ze, het
Gisteren luisterde ik naar een interessant gesprek.
wij / we, jullie
Zij luisterden naar de spreker tijdens het evenement.
Voltooid deelwoord
Ik heb naar de nieuwe cd geluisterd.
Aanvoegende wijs
Als ik jou was, zou ik luisteren.
Gebiedende wijs
jij / je
Luister goed naar de instructies.
jullie
Luister goed naar je leraar.