Naam
deCommon Nounwoord dat gebruikt wordt om iemand of iets te identificeren
(een persoon heeft een naam)
Wat is jouw naam?
Zij heeft een mooie naam die goed klinkt.
- Compound
De identificatie van de gast is vereist, maar de organisatie is niet duidelijk hierover.
- Past Tense
Ik gaf mijn identificatie toen ik mijn nieuwe paspoort aanvroeg.
- Imperative
Toon je identificatie aan de beveiliging!
- Complex
De identificatie van de persoon, die we niet konden vinden, was moeilijk zonder documenten.
- Future Tense
Zij zal haar identificatie tonen bij de ingang van het evenement.
- Declarative
De identificatie moet duidelijk zijn voor het registratieformulier.
- Context & Scenario
Je hebt je identificatie nodig om de bibliotheek binnen te gaan.
- Simple
De identificatie van de spreker is belangrijk tijdens de presentatie.
- Present Tense
De leraar vraagt naar de identificatie van de studenten.
- Interrogative
Heb je je identificatie bij je?
eerste of voornaam die een persoon heeft
(iemand noemt zijn voornaam)
Mijn naam is Anna, aangenaam kennis te maken.
Haar naam is in de geschiedenis bekend.
- Compound
Mijn voornaam is Jeroen, en mijn achternaam is de Vries.
- Future Tense
Morgen zal ik mijn voornaam veranderen.
- Interrogative
Wat is jouw voornaam?
- Context & Scenario
We leren in de klas over de oorsprong van voornamen.
- Related Word
De voornaam van deze persoon is traditioneel.
- Simple
Mijn voornaam is Jeroen.
- Present Tense
Ik schrijf mijn voornaam op dit papier.
- Declarative
Zij heeft een unieke voornaam.
- Context & Scenario
Ik noem mijn voornaam vaak als ik nieuwe vrienden ontmoet.
- Synonym
Mijn voornaam betekent 'zoektocht' in het Nederlands.
- Idiomatic
Ik kan je voornaam niet vergeten; het blijft bij me hangen.
- Complex
De voornaam die ik heb gekozen voor mijn zoon, staat in de verkeersregels.
- Past Tense
Ik schreef mijn voornaam op het formulier.
- Imperative
Noem je voornaam alsjeblieft!
- Context & Scenario
Iedereen op het feest vroeg naar mijn voornaam.
benaming van een object, concept of plaats
(een naam voor iets specifieks)
De naam van de stad is Amsterdam.
De naam van het boek vergeet ik steeds.
- Compound
De benaming van de stad is Amsterdam, en het is een populaire toeristische bestemming.
- Past Tense
De benaming van het nieuwe verhaal was erg creatief.
- Declarative
De benaming van het festival is belangrijk voor de marketing.
- Complex
De benaming, die door de gemeente is gekozen, weerspiegelt de geschiedenis van de plaats.
- Present Tense
De benaming van de bloem is roos.
- Interrogative
Wat is de benaming voor deze specifieke dansstijl?
- Context & Scenario
Ik heb een benaming voor mijn nieuwe huisdier bedacht.
- Simple
De benaming van het schilderij is 'De Nachtwacht'.
- Future Tense
De benaming van het boek zal volgende week bekendgemaakt worden.
- Imperative
Kies een benaming voor je kunstproject!
diminutief of verkleinwoord van naam
(een klein of schattig woord voor een naam)
Een naampje geven aan je huisdier is leuk.
De kinderen noemden hun hondje met een schattig naampje.
- Compound
Ze gebruikte het verkleinwoord, maar hij begreep het niet.
- Present Tense
Dit is het verkleinwoord van de naam Anna: Annetje.
- Interrogative
Wat is het verkleinwoord van de naam Jasper?
- Imperative
Gebruik het verkleinwoord alsjeblieft!
- Complex
Als je het verkleinwoord van haar naam gebruikt, klinkt het nog liever.
- Declarative
Een verkleinwoord maakt later het gesprek gezelliger.
- Simple
Een verkleinwoord maakt een naam schattiger.
- Past Tense
In het verleden gebruikte ik vaak verkleinwoorden voor mijn vriendinnen.
- Future Tense
Morgen zal ik het verkleinwoord van zijn naam leren.
- Context & Scenario
Ik noem mijn kat altijd met een lief verkleinwoord.