Nationaliteit
deCommon Nounde wettelijke status van iemand die behoort tot een bepaalde staat of natie
(een persoon heeft een nationaliteit)
Haar nationaliteit is Nederlands omdat ze in Nederland is geboren.
Hij moest zijn nationaliteit aangeven bij de douane.
- Simple
Zijn status als Nederlander geeft hem recht op bepaalde voordelen.
- Complex
De status van zijn nationaliteit, die op zijn paspoort staat, is cruciaal voor zijn reisplannen.
- Future Tense
Volgende week zal hij zijn Nederlandse status aanvragen.
- Compound
Zijn status als Nederlander is belangrijk, maar hij voelt zich ook verbonden met andere landen.
- Present Tense
Ik heb de Nederlandse status.
- Declarative
De wet bepaalt dat hij de status van Nederlander heeft.
- Imperative
Controleer je status bij de gemeente!
- Context & Scenario
Tijdens het diner vroeg hij naar de status van haar verblijfsvergunning.
- Idiomatic
Zij heeft haar status in de maatschappij bewezen door hard te werken.
- Past Tense
Vorige maand kreeg ik mijn Nederlandse status bevestigd.
- Context & Scenario
Iedereen moet zijn status laten zien wanneer hij het land binnenkomt.
- Related Word
Met de juiste documenten kan hij zijn burgerservicenummer en status verkrijgen.
- Interrogative
Wat is jouw status als het gaat om nationaliteit?
- Context & Scenario
De leraar legt uit wat de status van een persoon in het buitenland is.
- Synonym
Zijn status als staatsburger is belangrijk voor zijn stemrecht.
de groep mensen met dezelfde nationaliteit
(nationaliteit van een groep mensen)
De nationaliteit van de teamleden is verschillend, ze komen uit verschillende landen.
Veel migranten behouden hun nationaliteit terwijl ze in een nieuw land wonen.
- Simple
De groep vrienden komt uit Nederland.
- Past Tense
Gisteren was er een groep toeristen in de stad.
- Interrogative
Komt deze groep uit dezelfde regio?
- Synonym
Deze groep mensen is heel hecht.
- Related Word
Het team bestaat uit leden van verschillende nationaliteiten.
- Compound
De groep mensen was groot, maar niet iedereen sprak dezelfde taal.
- Present Tense
Wij zijn een groep uit verschillende delen van de wereld.
- Declarative
De groep bestaat uit studenten.
- Context & Scenario
In de klas is er een groep van jonge kunstenaars.
- Context & Scenario
Tijdens de borrel praatte de groep over hun verschillende achtergronden.
- Complex
De groep mensen die voor het festival kwamen, voelde zich met elkaar verbonden.
- Future Tense
Volgende week zal er een groep Franse expats aankomen.
- Imperative
Sluit je aan bij de groep en deel je verhalen!
- Context & Scenario
De groep gaat samen uit wandelen in het park.
- Idiomatic
De groep is als een tweede gezin voor mij.