Nemen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'nemen' heeft verschillende tijdsvormen en kan gebruikt worden in diverse contexten, zowel formeel als informeel.
Infinitief
Ik wil graag een boek nemen.
Tegenwoordig deelwoord
De leraar is het onderwerp nemend zijn uitleg aan het geven.
De kinderen, nemende hun tijd om te spelen, lachen blij.
Voltooid deelwoord
Hij heeft het boek al genomen.
Verleden tijd
ik
Ik nam de bus naar school.
jij / je, u
Nam jij het juiste adres mee?
hij, zij / ze, het
Hij nam de tijd om alles uit te leggen.
wij / we
Wij namen deel aan de competitie.
jullie
Jullie namen de verkeerde afslag.
De studenten namen de kans om te leren.
Gebiedende wijs
Neem de tijd om je huiswerk te maken.
Neem de trap in plaats van de lift!
Aanvoegende wijs
Moge hij rusten in vrede, alsmede neme hij onze zonden weg.
Examples
Ik neem elke dag de trein naar mijn werk.
tegenwoordige tijd, indicative
Hij heeft het probleem al genomen.
voltooid deelwoord, indicative
Neem de volgende afslag!
gebiedende wijs, imperative