Om
Prepositiongebruikt om plaats of richting aan te geven
(iets staat om iets anders heen)
De stoelen staan om de tafel.
De kinderen rennen om het huis.
- Simple
De auto staat om de parkeerplaats verspreid.
- Future Tense
We zullen de tenten om het kampvuur opzetten.
- Compound
Er staan bomen om het meer geplant, maar het water is niet zichtbaar vanaf de weg.
- Past Tense
Tijdens de storm stonden mensen om het gebouw beschutting te zoeken.
- Declarative
De bankjes staan om de fontein.
- Context & Scenario
De auto's parkeren netjes om het plein.
- Synonym
De bloemen staan verspreid rondom het gazon.
- Complex
De winkels, die strategisch om het plein geplaatst zijn, trekken duizenden bezoekers.
- Present Tense
De fietspaden lopen om het park heen.
- Imperative
Zet de planten om de veranda!
- Context & Scenario
Ze liepen langzaam om de kunstwerken in de galerij.
- Related Word
De bomen vormen een haag om het terrein.
- Interrogative
Staat de speeltuin om de hoek?
- Context & Scenario
Bij de presentatie stonden we allemaal om de projector.
- Idiomatic
Het feestje draait om gezelligheid en niet zozeer om de locatie.
geeft een tijdstip aan of een specifieke tijd in de toekomst
(iets gebeurt om een bepaald tijdstip)
De vergadering begint om drie uur.
We ontmoeten elkaar om twaalf uur bij het station.
- Compound
Het concert start om zeven uur, dus we moeten vroeg vertrekken.
- Past Tense
De les begon om half drie.
- Imperative
Kom om negen uur naar kantoor!
- Compound
De vergadering begint om tien uur, dus komt iedereen op tijd.
- Simple
Het museum gaat open om tien uur.
- Simple
De bus vertrekt om tien voor elf.
- Interrogative
Is de vergadering om twee uur in de middag?
- Declarative
Het station is om zes uur 's ochtends al open.
- Compound
De lezing is om tien uur 's ochtends, en dat is prima.
- Simple
We halen de kinderen om vier uur op van school.
- Imperative
Begin de vergadering op tijd.
- Simple
Het concert start om zeven uur.
- Future Tense
De film zal om acht uur beginnen.
- Interrogative
Begint de show om half acht?
- Simple
Om negen uur start de werkdag.
- Declarative
Op zondag staan we om acht uur op.
- Complex
Het feest begint om acht uur 's avonds, hoewel het eten al beschikbaar is vanaf zeven uur.
- Declarative
Op vrijdag sluiten de winkels om negen uur 's avonds.
- Imperative
Zorg ervoor dat je om half acht klaar staat.
- Imperative
Laten we om vijf uur lunchen, zodat we op tijd terug zijn.
- Interrogative
Wil je om elf uur afspreken?
- Complex
Omdat het concert om zeven uur begint, wil ik om zes uur vertrekken om op tijd te zijn.
- Present Tense
De trein vertrekt om kwart over acht.
- Declarative
De winkel sluit om vijf uur.
- Simple
Ik ontbijt meestal om acht uur.
- Interrogative
Heeft iemand zin om om acht uur koffie te drinken?
- Simple
De voorstelling begint om zeven uur vanavond.
- Interrogative
Komt de trein morgen om dezelfde tijd aan?
- Complex
We kunnen het best op tijd zijn, want de film begint precies om zeven uur.
- Future Tense
Aanstaande zondag begint de marathon om negen uur ‘s ochtends.
- Simple
Het concert vindt plaats om half acht.
- Past Tense
Om zes uur vanochtend regende het nog overal.
- Simple
We ontmoeten de directeur om één uur vanmiddag.
gebruikt voor tijdsaanduidingen of regelmaat
(iemand doet iets om een bepaald tijdstip)
We vertrekken om acht uur.
De trein vertrekt om de twee uur.
- Complex
Omdat we om half negen klaar moeten zijn, vertrekken we vroeg in de ochtend.
- Future Tense
Ik zal om zes uur klaar zijn met mijn huiswerk.
- Imperative
Zorg ervoor dat je om zes uur komt!
- Idiomatic
Als de kerkklokken twaalf uur slaan, wensen we elkaar een gelukkig nieuwjaar.
- Compound
Ik moet om vier uur naar de tandarts, maar ik ben nog niet klaar met mijn werk.
- Present Tense
De winkel opent om negen uur elke dag.
- Declarative
De film start om acht uur precies.
- Related Word
Om twaalf uur neem ik pauze voor de lunch.
- Simple
De vergadering begint om drie uur.
- Past Tense
Het feest begon om zeven uur gisterenavond.
- Interrogative
Kom je om zeven uur vanavond naar het diner?
- Related Word
We beginnen de les exact om acht uur 's ochtends.
geeft een locatie aan rondom een object of gebied
(iets is om iets anders heen)
Er staan bloemen om het huis.
De kinderen lopen om de tafel heen.
- Complex
De auto, die geluidloos om de fontein rijdt, trekt veel bekijks van de voorbijgangers.
- Future Tense
Morgen zullen ze om de markt heen lopen.
- Interrogative
Loop je om de stadsmuur heen?
- Past Tense
Tijdens het feestje liepen we om de tafel om kadootjes uit te delen.
- Declarative
De kinderen spelen om het schoolplein heen.
- Present Tense
We wandelen om de grachten van Amsterdam.
- Interrogative
Zullen we om het festivalterrein heen lopen?
- Related Word
Hij liep om de grens van het akker.
- Compound
De auto rijdt om het monument heen, want de weg is afgesloten.
- Present Tense
Ik fiets om het park.
- Declarative
De hond rent om de stoel heen.
- Simple
De auto rijdt om de rotonde.
- Past Tense
Gisteren wandelde ik om het meer heen.
- Imperative
Loop om de auto heen!
- Present Tense
Tijdens de pauze liep de docent om de school.
- Interrogative
Rijd je om de file heen?
- Past Tense
In de vergadering spraken ze over het terrein om het kantoor.
- Imperative
Laten we om het plein heen lopen voor een betere blik.
- Idiomatic
We liepen om de kast, wat een groot probleem veroorzaakte.
- Complex
Ik wandel om de vijver in mijn tuin.
- Future Tense
Laten we om het standbeeld heen lopen en een foto maken.
- Imperative
Ga om de drukke menigte heen!
- Declarative
De vrienden staan om de barbecue heen.
- Synonym
We rijden om het landschap voor een panoramisch uitzicht.
geeft reden of doel van een handeling aan
(iemand doet iets om een reden)
Hij studeert hard om te slagen voor het examen.
Ze ging naar de winkel om melk te halen.
- Simple
Hij werkt laat om de deadline te halen.
- Complex
Hij oefent iedere dag viool, zodat hij klaar is voor het concert dat aan het einde van de maand plaatsvindt.
- Past Tense
Ik deed mijn jas aan om warm te blijven.
- Interrogative
Waarom wil je naar de bibliotheek gaan?
- Present Tense
De leraar geeft extra lessen om de studenten voor te bereiden op de toets.
- Synonym
Het was koud, dus trok hij zijn jas aan.
- Idiomatic
Hij zet zijn beste beentje voor om indruk te maken.
- Compound
Ze gaat vroeg naar bed omdat ze morgen vroeg moet opstaan, zodat ze uitgerust is voor haar presentatie.
- Future Tense
Ik zal bloemen kopen om een vriend te verrassen.
- Declarative
We organiseren een feestje om de promotie van mijn zus te vieren.
- Simple
Ik lees een boek om te ontspannen.
- Future Tense
We gaan naar het museum om meer te leren over geschiedenis.
- Related Word
Hij oefent hard om zijn vaardigheden te verbeteren.
- Present Tense
Ik kook soep om de familie te voeden.
- Imperative
Zorg ervoor dat je op tijd bent om te vertrekken.
- Past Tense
Ze organiseerden een etentje om hun vriendschap te vieren.
- Present Tense
Hij houdt een toespraak om zijn plannen uit te leggen.
gebruikt om een doel of reden aan te geven, vaak met te
(iets doen om een reden)
Ik werk hard om mijn doelen te bereiken.
Zij spaart om een nieuwe fiets te kopen.
- Compound
Hij studeert in de avond, dus hij kan zijn examen halen.
- Present Tense
Ik lees boeken om mijn kennis te vergroten.
- Interrogative
Bespaart hij geld om een groot feest te geven?
- Related Word
Het is belangrijk om doelen voor jezelf te stellen.
- Complex
Omdat ze een goede baan wil krijgen, volgt ze een extra cursus.
- Future Tense
Zij zullen samenwerken om het doel te bereiken.
- Imperative
Begin nu met sparen om in de toekomst zekerheid te hebben!
- Idiomatic
Hij zegt altijd dat het leven zonder doel vervelend is.
- Simple
Ik loop elke ochtend om fit te blijven.
- Past Tense
Hij oefende dagelijks om de wedstrijd te winnen.
- Declarative
Zij bespaart geld om een reis te maken naar Japan.
- Related Word
Ik koop groenten om gezond te eten.
gebruikt in uitdrukkingen van zorg of bezorgdheid
(iemand is bezorgd om iets)
Hij maakt zich zorgen om zijn dochter.
Ik ben bezorgd om de toekomst van de natuur.
- Compound
Compound Sentence: "De bezorgdheid is groot, en iedereen voelt zich ongemakkelijk."
- Past Tense
Past Tense: "Zijn bezorgdheid was zichtbaar tijdens het gesprek."
- Imperative
Imperative: "Uit je bezorgdheid duidelijk!"
- Context & Scenario
Social Situations: "Bij het feestje was er bezorgdheid over het slechte weer."
- Idiomatic
Idiomatic Expression: "Hij heeft de kat uit de boom gekeken, maar zijn bezorgdheid bleef."
- Simple
Simple Sentence: "Mijn bezorgdheid groeit elke dag."
- Present Tense
Present Tense: "Ze spreekt over haar bezorgdheid met haar vrienden."
- Declarative
Declarative: "Dat is een grote bezorgdheid voor de ouders."
- Context & Scenario
Work/School: "De leraar sprak geruststellend om de bezorgdheid van de leerlingen weg te nemen."
- Related Word
Related Word: "Ze kan de zorg van haar ouders goed begrijpen."
- Complex
Complex Sentence: "De bezorgdheid die ik voel, komt door het nieuws van gisteren."
- Future Tense
Future Tense: "We zullen de bezorgdheid van de burgers serieus nemen."
- Interrogative
Interrogative: "Is er bezorgdheid over het project?"
- Context & Scenario
Everyday Life: "Mijn bezorgdheid over de gezondheid van oma neemt toe."
- Synonym
Synonym: "Haar ongerustheid maakte dat ze vaak belde."