Op
Adverbin of naar een hogere positie, locatie of niveau
(iets ligt op de tafel)
Leg het boek op de tafel.
De lamp staat op het bureau.
- Complex
De borden, die op de tafel liggen, zijn schoon.
- Simple
De computer staat op de tafel.
- Compound
De stoel is naast de tafel, maar de lamp staat op de tafel.
aan het begin van een actie of gebeurtenis
(de film begint op het uur)
De trein vertrekt op tijd.
Ze komen op het juiste moment aan.
- Compound
De film begint om zeven uur, maar de trailer zal eerder starten.
- Future Tense
De show zal morgen beginnen om zes uur.
- Context & Scenario
Ik start mijn dag met koffie als ik ga beginnen met werken.
- Complex
Wanneer de film begint, zitten we allemaal in onze stoelen te wachten.
- Simple
De film begint met een spannende scène.
- Present Tense
We beginnen een nieuwe cursus vandaag.
- Past Tense
De vergadering begon om negen uur.
- Declarative
Het begint te regenen, dus neem een paraplu mee.
- Interrogative
Begin je het feestje zonder mij?
- Imperative
Begin de presentatie als iedereen is aangekomen.
een actie die begint of voortduurt
(iets is op gang gekomen)
De discussie is op gang gekomen tijdens de vergadering.
Het feest is op volle toeren.
- Simple
De actie is vanmorgen begonnen.
- Compound
De actie is goed verlopen, en iedereen was enthousiast.
- Complex
De actie, die gisteren is gestart, heeft veel aandacht getrokken.
in de richting van, ten opzichte van
(iets ligt op de weg)
De kinderen lopen op de speelplaats.
Het huis ligt op de hoek van de straat.
- Complex
De winkel, die naast de supermarkt ligt, is populair onder de buurtbewoners.
- Future Tense
Morgen ga ik in de richting van het strand.
- Interrogative
Ligt het restaurant in de richting van jullie huis?
- Interrogative
Tijdens de les hebben we het gehad over richting en navigatie.
- Complex
Als je in de richting van de zee loopt, zie je de vuurtoren.
- Imperative
Loop naar die richting, dan zie je ons huis.
- Compound
De winkel is dichtbij, maar het duurt lang om er naartoe te lopen omdat de brug dicht is.
- Present Tense
Ik loop naar de winkel in de richting van het park.
- Declarative
De kat ligt in de zon, omdat deze warm is.
- Interrogative
Ik wandel elke dag in de richting van het werk.
- Compound
De leraar vroeg ons om de juiste richting voor de opdracht aan te geven.
- Simple
De secundaire school ligt in de richting van de sportenhal.
- Related Word
Met deze GPS kun je makkelijk de juiste richting vinden.
- Simple
De winkel ligt in de richting van het station.
- Past Tense
Gisteren liep ik in de richting van het centrum van de stad.
- Imperative
Loop in de richting van de lantaarnpaal!
- Simple
We hebben een kaart nodig om de juiste richting te vinden.
- Simple
Helemaal aan de andere kant van de straat is een nieuw café.
- Simple
Ten opzichte van de stad ligt het dorp verderop.
- Simple
Het huis staat ten opzichte van de weg aan de rechterkant.
ten opzichte van tijd, als indicatie van een tijdsbestek of periode
(iets gebeurt op een bepaalde datum)
De afspraak is op maandag om tien uur.
We gaan op vakantie op 1 juli.
- Simple
De tentoonstelling begint op 15 maart.
- Past Tense
Gisteren was het een belangrijke dag voor de school.
- Declarative
De presentatie is waardevol.
- Context & Scenario
Ik moet de documenten deze week indienen.
- Compound
De tentoonstelling begint op 15 maart, en we gaan daarna naar een restaurant.
- Complex
Wanneer de tentoonstelling begint, hoef je nog geen kaartjes te kopen.
- Future Tense
Volgende week zal de film uitkomen.
- Present Tense
Ik kijk uit naar de volgende week.
- Interrogative
Wanneer start de presentatie?
- Imperative
Bereid je voor op de presentatie!
- Context & Scenario
De leraar legt het lesrooster uit.