Ophebben
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'ophebben' verwijst naar het hebben van iets in een bepaalde staat of situatie.
Verleden tijd
ik
Ik had op voor de test gestudeerd.
jij / je, u
Jij had op het donkerste moment van de dag mij geholpen.
hij, zij / ze, het
Zij had op mijn uitnodiging gereageerd.
wij / we, jullie
Wij hadden op de bijeenkomst voorbereid.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik heb op de informatie gewacht.
jij / je
Jij hebt op de vergadering gesproken.
u
U heeft op het juiste moment een beslissing gemaakt.
hij, zij / ze, het
Hij heeft op de juiste toon gereageerd.
wij / we
Wij hebben op ons resultaat gewacht.
jullie
Jullie hebben op de vragen geantwoord.
Aanvoegende wijs
Moge hij hebbe op de juiste keuze gemaakt.
Gebiedende wijs
Heb op de juiste plek je spullen neergelegd.
Hebt op tijd je huiswerk ingeleverd.
Voltooid deelwoord
Ik heb altijd opgehad dat het zo zou gaan.
Infinitief
Ik wil ophebben wat je wilt zeggen.
Tegenwoordig deelwoord
Hij was ophebbend bezig met zijn project.
De ophebbende winnaars zijn bekendgemaakt.