Opluchten
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'opluchten' verwijst naar het verlichten van gevoelens door het delen van zorgen of spanning.
Infinitief
Ik wil mezelf opluchten na het lange gesprek.
Tegenwoordig deelwoord
Het opluchtend gevoel na de training is fantastisch.
De opluchtende ervaring deed hem goed.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik luchten op na een stressvolle dag.
jij / je
Jij lucht op als je naar de natuur gaat.
u
U oplucht na het delen van uw zorgen.
hij
Hij oplucht als hij weer thuis is.
zij / ze
Zij oplucht als ze haar vrienden ziet.
het
Het oplucht als je jezelf kunt zijn.
wij / we
Wij opluchten tijdens onze gesprekken.
jullie
Jullie opluchten tijdens de groepsbijeenkomsten.
Verleden tijd
ik
Ik luchtte op na het slechte nieuws.
jij / je
Jij luchtten op na de vakantie.
u
U oplugde na het bespreken van de problemen.
hij
Hij opluchtte na de operatie.
zij / ze
Zij opluchtte na de spannende situatie.
het
Het opluchtte toen alles geregeld was.
wij / we
Wij opluchtten toen we veilig thuis waren.
jullie
Jullie opluchtten na het examen.
Voltooid deelwoord
Zij is opgelucht na het gesprek.
Aanvoegende wijs
Als hij luchte op, zou hij zich beter voelen.
Zij hoopt dat alles opluchte.
Gebiedende wijs
Lucht op, het gaat je goed doen!