Opwinden
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'opwinden' kan verschillende betekenissen hebben, zoals het in spanning brengen van iemand of het veroorzaken van frustratie.
Infinitief
Ik wil deze situatie niet meer opwinden.
Tegenwoordig deelwoord
Dit is een erg opwindend boek om te lezen.
De opwindende wedstrijd trok veel kijkers.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik wind me vaak op over kleine dingen.
jij / je, u
Jij windt jezelf teveel op, dat is niet goed.
wij / we, zij / ze
Zij winden zich graag op tijdens de discussie.
jullie
Jullie windt op als het spannend wordt.
Kinderen winden zich soms op tijdens een spel.
Verleden tijd
ik
Ik wond me vroeger vaak op over school.
jij / je, u
Jij wond het gesprek op eerder dan verwacht.
wij / we, zij / ze
Zij wonden zich op tijdens de film.
De kinderen wonden het spel te snel op.
Voltooid deelwoord
Ze is opgewonden over de vakanties.
Gebiedende wijs
Wind op de kites voordat je ze meeneemt.
Windt op de ballon zorgvuldig, zodat hij niet knapt.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je je niet te veel opwinde.
Als hij opwinde, doe ik niets.