Opzoeken
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'opzoeken' heeft betrekking op het zoeken naar informatie of iets specifieks.
Infinitief
Ik wil het woord opzoeken in het woordenboek.
Tegenwoordig deelwoord
De student is opzoekend naar informatie voor zijn project.
Het opzoekende team vond veel antwoorden op hun vragen.
Verleden tijd
ik
Gisteren opzocht ik de informatie die ik nodig had.
jij / je, u
Jij zocht op de website naar het antwoord.
hij, zij / ze, het
Hij opzocht het boek in de bibliotheek.
wij / we, jullie
Wij opzochten samen de juiste informatie.
Voltooid deelwoord
Ik heb de informatie al opgezocht.
Tegenwoordig deelwoord
Zij zijn altijd aan het zoeken op het internet.
Als je het niet weet, zoek op in het woordenboek.
Hij zoekt op wat de betekenis van het woord is.
Aanvoegende wijs
Moge hij opzoeke naar de waarheid.
Ik hoop dat jij zoeke op wat je wilt weten.
Gebiedende wijs
Zoek op in het woordenboek als je het niet begrijpt.
Zij zoekt op de juiste plek.