Pinnen
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig
Het werkwoord 'pinnen' wordt vooral gebruikt in de context van geld opnemen of betalen met een pinpas.
Infinitief
Ik heb nog niet leren pinnen.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is bezig met pinnend geld opnemen.
De pinnende klant wacht op zijn bevestiging.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik pin altijd op maandag.
jij / je
Jij pint vaak in onze winkel.
wij / we
Wij pinnen onze boodschappen bij de kassa.
Verleden tijd
ik
Ik pinde gisteren voor het eerst met mijn nieuwe kaart.
wij / we
Wij pinden gisteren samen bij de geldautomaat.
Voltooid deelwoord
Ik heb eerder vandaag gepind.
Gebiedende wijs
Pin snel je geld.
Pint al je aankopen in één keer!
Aanvoegende wijs
Als ik maar pinne met mijn creditcard!