Ramen
VerbInfinitief
Ik kan ramen openen.
Tegenwoordig deelwoord
De ramend is open terwijl de zon schijnt.
De ramende jongen keek naar buiten.
Gebiedende wijs
Raam open, alsjeblieft!
Raamt niet zo hard!
Tegenwoordige tijd
ik
Ik raam de foto in.
jij / je
Jij raamt het schilderij mooi.
u
U raamt de documenten in het kantoor.
hij
Hij raamt zijn werk zorgvuldig.
zij / ze
Zij raamt graag kleurrijke afbeeldingen.
het
Het raam is open.
wij / we
Wij ramen de bestanden in mappen.
jullie
Jullie ramen de foto's voor de tentoonstelling.
Verleden tijd
ik
Ik raamde het schilderij gisteren.
jij / je
Jij raamde de documenten vorig jaar.
u
U raamde het project met zorg.
hij
Hij raamde de foto vroeger.
zij / ze
Zij raamde de tekens in het verleden.
het
Het raamde mooi af.
wij / we
Wij raamden de projecten samen.
jullie
Jullie raamden de schilderijen in de galerie.
Voltooid deelwoord
Het schilderij is al geraamd.
Aanvoegende wijs
Rame het schilderij goed, alsjeblieft!