Rijven

Verb
1
Compound
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Interrogative
Past Tense
Imperative
Interrogative
Simple
Complex
Future Tense
Imperative
Een persoon in een gezellige kamer wrijft voorzichtig op een vlek op een stof met een doek.
Persoon in gezellige kamer wrijft vlek op stof
Een persoon in een gezellige kamer wrijft voorzichtig op een vlek op een stof met een doek.
2
Simple
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Complex
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Related Word
Compound
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Synonym
Ambachtsman in een gezellige werkplaats die intensief een stuk hout aanraakt met een doek om het glad te maken
Ambachtsman Schuren Hout in Werkplaats
Ambachtsman in een gezellige werkplaats die intensief een stuk hout aanraakt met een doek om het glad te maken
3
Simple
Future Tense
Imperative
Past Tense
Interrogative
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Compound
Een vermoeide persoon zit aan een houten tafel en wrijft in hun ogen in een vervaagde keuken op de achtergrond.
Vermoeidheid en frustratie: Iemand wrijft in hun ogen
Een vermoeide persoon zit aan een houten tafel en wrijft in hun ogen in een vervaagde keuken op de achtergrond.
4
Compound
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Future Tense
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Een persoon streelt voorzichtig de zachte vacht van een kat die met gesloten ogen zit, in een gezellige binnenomgeving.
Zachtjes een kat aaien in een gezellige setting
Een persoon streelt voorzichtig de zachte vacht van een kat die met gesloten ogen zit, in een gezellige binnenomgeving.