Scheren

deVerb

Auxiliary Verb

hebben

werkwoord

Infinitief

Tegenwoordige tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • het

  • wij / we

  • jullie

Verleden tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij

  • zij / ze

  • het

  • wij / we

  • jullie

Voltooid deelwoord

  • ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie

Tegenwoordig deelwoord

Aanvoegende wijs

Gebiedende wijs

Examples

  • Hij scheerde zich elke ochtend voordat hij naar zijn werk ging.

    verleden tijd, indicatief