Skiën
Verbzich voortbewegen op ski's; een wintersport beoefenen
(iemand skiën op een berg)
In de winter gaan ze altijd skiën in de Alpen.
Hij leert skiën omdat hij van wintersport houdt.
- Compound
Ik ski in de bergen, maar mijn zus snowboardt.
- Complex
Omdat het sneeuwt, ga ik skiën met mijn vrienden dit weekend.
- Simple
Ik ga deze winter skiën in Nederland.
- Present Tense
Hij leert nu skiën.
- Past Tense
Vorige winter skiërde ik elke week met mijn vrienden.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik ook naar de Alpen gaan skiën.
- Declarative
Wintersporten zijn leuk voor het hele gezin.
- Interrogative
Ga jij ook skiën deze winter?
- Imperative
Probeer deze techniek om beter te skiën!
- Context & Scenario
Na school ski ik vaak met vrienden.
- Context & Scenario
We gaan dit weekend skiën met vrienden.
- Context & Scenario
Tijdens de les leren we over de verschillende ski-technieken.
- Synonym
Skiën is een populaire sport in Nederland.
- Related Word
Vaak ski ik op vakantie naar de bergen.
- Idiomatic
Met dit weer kunnen we eindelijk ons sneeuwkunstwerk maken.
- Simple
Ik ga binnenkort op wintersport naar de bergen.
- Past Tense
Vorige winter skiërde ik voor het eerst in Oostenrijk.
- Imperative
Probeer de juiste techniek te leren tijdens je wintersport.
- Context & Scenario
Tijdens de wintersport maken we dagelijks lange skitochten.
- Related Word
De skireis met mijn ouders was een mooie ervaring.
- Complex
Hoewel hij nooit eerder heeft geskied, verlangt hij al naar zijn wintersportvakantie.
- Present Tense
Iedere winter ski ik met mijn vrienden.
- Interrogative
Gaan we dit jaar ook op wintersport?
- Context & Scenario
Tijdens de après-ski drinken we warme chocolademelk na een lange dag skiën.
- Idiomatic
We moeten het zekere voor het onzekere nemen en de juiste uitrusting meenemen voor de wintersport.
- Compound
Ze houden van wintersport, maar ze hebben nooit eerder geskied.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik leren skiën op de skipistes van Zwitserland.
- Declarative
De sneeuw is perfect voor wintersport.
- Context & Scenario
In de sportles leren we over wintersporten zoals skiën en snowboarden.
- Synonym
Skiën met vrienden is altijd leuker dan alleen skiën.
met ski's een helling afdalen
(een skiër skiën naar beneden)
Zij skiën snel van de steile helling.
Tijdens de wedstrijd skiën de deelnemers door de poorten.
- Complex
Wanneer de sneeuw weer valt, skiën we weer van de helling die hier dichtbij is.
- Present Tense
Ik ski van de helling af in de winter.
- Declarative
De skiërs zijn blij met de helling.
- Context & Scenario
Ik ski elke zaterdag van de helling.
- Related Word
Een helling kan moeilijk zijn, maar met oefening skiën we beter.
- Simple
De skiër legt zijn snowboard op de helling.
- Past Tense
Vorige winter skiën we van dezelfde helling af.
- Interrogative
Schuilt er gevaar op die helling?
- Context & Scenario
In de skischool leren we om veilig van de helling af te skiën.
- Idiomatic
Dat gevoel van vrijheid als je van de helling af skiet, is fantastisch!
- Compound
De kinderen skiën van de helling, maar hun ouders kijken toe.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik van een steilere helling skiën.
- Imperative
Ski nu van de helling af!
- Context & Scenario
Op het feest gaven we elkaar tips over de beste hellingen.
- Synonym
De afdaling van de helling was uitdagend voor de beginners.
- Simple
Ik daal met mijn ski's van de helling.
- Present Tense
Hij skiën elke winter van de helling.
- Interrogative
Ski jij ook van die helling af?
- Context & Scenario
Tijdens de après-ski praatten we over de hellingen die we hebben geskied.
- Idiomatic
Ik voel me als een vis in het water als ik van de helling ski.
- Complex
De skiër, die op de helling staat, maakt zich klaar om af te dalen.
- Future Tense
Volgende week zal ik van de helling skiën.
- Declarative
De sneeuw op de helling is perfect.
- Context & Scenario
Na het ontbijt ski ik met vrienden van de helling.
- Related Word
De helling, die steil en glad is, is uitdagend om af te dalen.
- Compound
De skiërs daalden van de helling, maar vielen niet.
- Past Tense
Gisteren skiede ik van dezelfde helling.
- Imperative
Ski van de helling af!
- Context & Scenario
In de klas leren we over skiën, vooral over de hellingen.
- Synonym
Het skigebied heeft een helling voor beginners en gevorderden.
de activiteit van het skiën; een sportsport activiteit
(een groep mensen skiën samen)
We hebben een weekje geboekt om te skiën met vrienden.
Skiën is een populaire activiteit in de winter.
- Simple
De activiteit op de piste was zeer vermakelijk.
- Complex
De activiteit die we eerder gepland hadden, is uitgesteld door de weersomstandigheden.
- Past Tense
Gisteren skiën we de hele dag.
- Declarative
Skiën is een spannende activiteit voor veel mensen.
- Context & Scenario
Na een lange dag skiën, verfris ik me met een warme chocolademelk.
- Synonym
Een sportieve bezigheid zoals skiën is goed voor je conditie.
- Compound
Skiën is een leuke activiteit, en we kunnen het samen doen.
- Future Tense
Volgend weekend zullen we gaan skiën met de familie.
- Imperative
Probeer de nieuwe activiteit op de piste!
- Context & Scenario
Tijdens het après-ski komt iedereen samen om de dag te bespreken.
- Idiomatic
Het skiën op de spectaculaire hellingen is als een droom die uitkomt.
- Present Tense
We skiën vandaag op de bergen.
- Interrogative
Is skiën jouw favoriete activiteit in de winter?
- Context & Scenario
In de gym hebben we een cursus over fysieke activiteit die skiën omvat.
- Related Word
De sportactiviteit ging door ondanks de sneeuwval.
- Simple
Skiën is een leuke activiteit voor de winter.
- Past Tense
Vorig jaar skiede ik in de Alpen voor het eerst.
- Declarative
Het is een feit dat skiën een populaire activiteit is in Nederland.
- Context & Scenario
In de les leren we over de geschiedenis van skiën als sportactiviteit.
- Idiomatic
Skiën met vrienden is altijd een geweldige manier om samen tijd door te brengen, wat het ook een activiteit maakt om naar uit te kijken.
- Complex
Skiën, dat een spannende activiteit is, trekt veel avontuurlijke mensen aan.
- Future Tense
Volgend jaar zal ik weer skiën met mijn vrienden.
- Interrogative
Is skiën jouw favoriete activiteit nog steeds?
- Context & Scenario
Na school gaan we skiën in het skigebied.
- Synonym
Skiën kan soms gevaarlijk zijn, vooral als je niet goed oplet.
- Compound
Skiën is een populaire activiteit, en veel mensen genieten ervan.
- Present Tense
Iedere winter skiën we in de bergen.
- Imperative
Probeer deze activiteit eens uit!
- Context & Scenario
Tijdens het weekend hebben we een ski-activiteit georganiseerd met onze vrienden.
- Related Word
Mijn favoriete winteractiviteit is skiën.