Slappen
Verbin slaap vallen of ontspannen zijn
(iemand slaapt of is in een staat van ontspanning)
Hij slapt op de bank na een lange werkdag.
Na een paar glazen wijn begon ze te slappen tijdens de film.
- Complex
Als ik mediteer, kan ik veel beter ontspannen.
- Future Tense
Morgen zal ik ontspannen op het strand.
- Imperative
Ontspan even en geniet van het moment!
- Context & Scenario
Na een drukke werkdag wil ik gewoon ontspannen met een film.
- Synonym
Synoniem: Het is belangrijk om te relaxen na een lange dag.
- Compound
Ik ben ontspannen, maar ik moet ook mijn huiswerk maken.
- Present Tense
Hij ontspant zich altijd na een lange dag werken.
- Interrogative
Kun jij je goed ontspannen op vakantie?
- Context & Scenario
Tijdens de les leren we hoe we kunnen ontspannen tijdens stressvolle situaties.
- Related Word
Het ontspanningsgebied in het park is ideaal voor een picknick.
- Simple
Ik voel me ontspannen na het lezen van een goed boek.
- Past Tense
Gisteren ontspande ik me in de spa.
- Declarative
Het is belangrijk om te ontspannen na een drukke week.
- Context & Scenario
Op het feest besloten we om samen te ontspannen en te dansen.
- Idiomatic
Na een lange rit was het fijn om eindelijk te ontspannen.
zacht, slap of onvast zijn (bijvoorbeeld van iets dat niet stevig is)
(een object is niet stijf of stevig)
De oud broodjes zijn allemaal slap geworden.
De muur was zo slap dat hij omviel bij de eerste duw.
- Simple
De kussen zijn heel zacht.
een slappe of onbeduidende beweging maken
(iemand beweegt zich zonder kracht of energie)
De hond staat slap en wil niet lopen.
Ze maakte een slap gebaar met haar hand.
- Simple
De kat maakte een onbeduidende beweging met zijn staart.
- Complex
De oude man, die moe was, gaf een slappe beweging toen ik hem begroette.
- Compound
De jongen maakte een slappe beweging, maar zijn vriend hielp hem op gang.
- Present Tense
Ze maakt vaak een slappe beweging als ze moe is.
- Future Tense
Morgen zal hij een slappe beweging maken als hij opnieuw moet staan.
- Past Tense
Hij maakte een slappe beweging toen hij het boek oppakte.
- Declarative
Hij maakte een onhandige beweging met zijn arm.
- Interrogative
Maak je een beweging met je hand als je spreekt?
- Imperative
Maak een krachtige beweging als je de bal gooit!
- Context & Scenario
Na het sporten voelde ik me uitgeteld, waardoor ik alleen een slappe beweging kon maken.